volgieten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | giet vol | goot vol | heb volgegoten |
jij, je, u | giet vol | goot vol | hebt volgegoten |
hij, zij, het | giet vol | goot vol | heeft volgegoten |
wij | gieten vol | goten vol | hebben volgegoten |
jullie | gieten vol | goten vol | hebben volgegoten |
zij, ze | gieten vol | goten vol | hebben volgegoten |
PresensBeta
Example presens sentences for Volgieten with some of the pronouns.
- Ik volgiet mijn planten elke ochtend.
- Jij volgiet de bloemen in de tuin.
- Hij/Zij/Het volgiet het glas met water.
- Wij volgieten de bierglazen voor het feest.
- Jullie volgieten de kopjes met koffie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Volgieten with some of the pronouns.
- Ik vulgoot het bakje met verf.
- Jij vulgoot de kan met melk.
- Hij/Zij/Het vulgoot de fles met olie.
- Wij vulgoten de potten met jam.
- Jullie vulgoten de mokken met thee.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Volgieten with some of the pronouns.
- Ik heb mijn glas volgegoten met sap.
- Jij hebt de emmer volgegoten met water.
- Hij/Zij/Het heeft de vaas volgegoten met bloemen.
- Wij hebben de bekers volgegoten met limonade.
- Jullie hebben de schalen volgegoten met saus.