uithuwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | huw uit | huwde uit | heb uitgehuwd |
jij, je, u | huwt uit | huwde uit | hebt uitgehuwd |
hij, zij, het | huwt uit | huwde uit | heeft uitgehuwd |
wij | huwen uit | huwden uit | hebben uitgehuwd |
jullie | huwen uit | huwden uit | hebben uitgehuwd |
zij, ze | huwen uit | huwden uit | hebben uitgehuwd |
PresensBeta
Example presens sentences for Uithuwen with some of the pronouns.
- Ik huw uith
- Jij/hij/zij huwt uith
- Wij/jullie/zij huwen uith
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uithuwen with some of the pronouns.
- Ik huwde uit
- Jij/hij/zij huwde uit
- Wij/jullie/zij huwden uit
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uithuwen with some of the pronouns.
- Ik heb uitgehuwd
- Jij/hij/zij heeft uitgehuwd
- Wij/jullie/zij hebben uitgehuwd