terugzakken

Conjugations List of Terugzakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzak terugzakte terugben teruggezakt
jij, je, uzakt terugzakte terugbent teruggezakt
hij, zij, hetzakt terugzakte terugis teruggezakt
wijzakken terugzakten terugzijn teruggezakt
julliezakken terugzakten terugzijn teruggezakt
zij, zezakken terugzakten terugzijn teruggezakt

Presens

Example presens sentences for Terugzakken with some of the pronouns.

  • Ik zak terug tijdens de wedstrijd.
  • Jij zakt terug in je stoel.
  • Hij/zij/het zakt terug naar beneden.
  • Wij zakken terug in de ranglijst.
  • Jullie zakken terug naar het beginpunt.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Terugzakken with some of the pronouns.

  • Ik zakte terug tijdens de wedstrijd.
  • Jij zakte terug in je stoel.
  • Hij/zij/het zakte terug naar beneden.
  • Wij zakten terug in de ranglijst.
  • Jullie zakten terug naar het beginpunt.

Perfectum

Example perfectum sentences for Terugzakken with some of the pronouns.

  • Ik ben teruggezakt tijdens de wedstrijd.
  • Jij bent teruggezakt in je stoel.
  • Hij/zij/het is teruggezakt naar beneden.
  • Wij zijn teruggezakt in de ranglijst.
  • Jullie zijn teruggezakt naar het beginpunt.