insmijten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | smijt in | smeet in | heb ingesmeten |
jij, je, u | smijt in | smeet in | hebt ingesmeten |
hij, zij, het | smijt in | smeet in | heeft ingesmeten |
wij | smijten in | smeten in | hebben ingesmeten |
jullie | smijten in | smeten in | hebben ingesmeten |
zij, ze | smijten in | smeten in | hebben ingesmeten |
PresensBeta
Example presens sentences for Insmijten with some of the pronouns.
- Ik smijt de bal in de mand.
- Jij smijt je schoenen op de grond.
- Hij smijt met geld alsof het niets is.
- Zij smijten met verf tijdens het schilderen.
- Wij smijten al onze oude spullen weg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Insmijten with some of the pronouns.
- Ik smeet de bal in de mand.
- Jij smeet je schoenen op de grond.
- Hij smeet met geld alsof het niets was.
- Zij smeten met verf tijdens het schilderen.
- Wij smeten al onze oude spullen weg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Insmijten with some of the pronouns.
- Ik heb de bal in de mand gesmeten.
- Jij hebt je schoenen op de grond gesmeten.
- Hij heeft met geld gesmeten alsof het niets was.
- Zij hebben met verf gesmeten tijdens het schilderen.
- Wij hebben al onze oude spullen weggesmeten.