beïnkten

Conjugations List of Beïnkten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeïnktbeïnktteheb beïnkt
jij, je, ubeïnktbeïnkttehebt beïnkt
hij, zij, hetbeïnktbeïnktteheeft beïnkt
wijbeïnktenbeïnkttenhebben beïnkt
julliebeïnktenbeïnkttenhebben beïnkt
zij, zebeïnktenbeïnkttenhebben beïnkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Beïnkten with some of the pronouns.

  • Ik beinkten tijdens de vergadering altijd mijn gedachten.
  • Jij beinkten jezelf te veel in deze situatie.
  • Hij/Zij beinkten nooit toe dat ze fout zaten.
  • Wij beinkten vaak over de consequenties van onze beslissingen.
  • Jullie beinkten altijd erg enthousiast op feestjes.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Beïnkten with some of the pronouns.

  • Ik beinkten regelmatig toen ik jonger was.
  • Jij beinkten elke dag na schooltijd.
  • Hij/Zij beinkten vroeger met veel plezier.
  • Wij beinkten als kinderen graag in het park.
  • Jullie beinkten vaak in de zomermaanden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Beïnkten with some of the pronouns.

  • Ik heb beinkten gisteren voor het eerst geprobeerd.
  • Jij bent al meerdere keren beinkten geweest.
  • Hij/Zij is nog nooit eerder beinkten geweest.
  • Wij hebben vorige week samen beinkten uitgeoefend.
  • Jullie zijn beinkten aan het oefenen sinds vorige maand.