parodiëren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | parodieer | parodieerde | heb geparodieerd |
jij, je, u | parodieert | parodieerde | hebt geparodieerd |
hij, zij, het | parodieert | parodieerde | heeft geparodieerd |
wij | parodiëren | parodieerden | hebben geparodieerd |
jullie | parodiëren | parodieerden | hebben geparodieerd |
zij, ze | parodiëren | parodieerden | hebben geparodieerd |
Presens
Example presens sentences for Parodiëren with some of the pronouns.
- Ik parodieer bekende politici in mijn sketches.
- Jij parodieert vaak beroemde zangers in je optredens.
- Hij parodieert grappige scènes uit films.
- Zij parodiëren populaire tv-shows in hun comedyshow.
- Wij parodiëren bekende schilderijen tijdens het toneelstuk.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Parodiëren with some of the pronouns.
- Vroeger parodieerde ik veel bekende sporters in mijn sketches.
- Jij parodieerde vroeger vaak populaire liedjes op feestjes.
- Hij parodieerde altijd zijn leraren tijdens de lessen.
- Zij parodieerden graag politieke debatten in hun oude shows.
- Wij parodieerden vroeger bekende sprookjes op school.
Perfectum
Example perfectum sentences for Parodiëren with some of the pronouns.
- Ik heb bekende acteurs perfect geparodieerd in mijn laatste show.
- Jij hebt al verschillende beroemdheden geparodieerd in je carrière.
- Hij heeft een hilarische imitatie van de koningin gegeven.
- Zij hebben een prijswinnende parodie op een musical gemaakt.
- Wij hebben het publiek laten lachen met onze parodieën.