vooronderstellen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vooronderstel | vooronderstelde | heb voorondersteld |
jij, je, u | vooronderstelt | vooronderstelde | hebt voorondersteld |
hij, zij, het | vooronderstelt | vooronderstelde | heeft voorondersteld |
wij | vooronderstellen | vooronderstelden | hebben voorondersteld |
jullie | vooronderstellen | vooronderstelden | hebben voorondersteld |
zij, ze | vooronderstellen | vooronderstelden | hebben voorondersteld |
Presens
Example presens sentences for Vooronderstellen with some of the pronouns.
- Ik onderstel dat hij gelijk heeft.
- Jij onderstelt dat ik de waarheid verzwijg.
- Hij onderstelt dat zij zijn advies opvolgt.
- Wij onderstellen dat jullie het begrijpen.
- Zij onderstellen dat de vergadering vandaag plaatsvindt.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Vooronderstellen with some of the pronouns.
- Ik onderstelde dat hij gelijk had.
- Jij onderstelde dat ik de waarheid verzweeg.
- Hij onderstelde dat zij zijn advies opvolgde.
- Wij onderstelden dat jullie het begrepen.
- Zij onderstelden dat de vergadering gisteren plaatsvond.
Perfectum
Example perfectum sentences for Vooronderstellen with some of the pronouns.
- Ik heb voorondersteld dat ze op tijd zouden komen.
- Jij hebt voorondersteld dat ik akkoord zou gaan.
- Hij heeft voorondersteld dat zij hem zou steunen.
- Wij hebben voorondersteld dat jullie het niet zouden weten.
- Zij hebben voorondersteld dat de informatie klopt.