avondmalen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | avondmaal | avondmaalde | heb geavondmaald |
jij, je, u | avondmaalt | avondmaalde | hebt geavondmaald |
hij, zij, het | avondmaalt | avondmaalde | heeft geavondmaald |
wij | avondmalen | avondmaalden | hebben geavondmaald |
jullie | avondmalen | avondmaalden | hebben geavondmaald |
zij, ze | avondmalen | avondmaalden | hebben geavondmaald |
Presens
Example presens sentences for Avondmalen with some of the pronouns.
- Ik avondmaal elke dag om zes uur.
- Jij avondmaalt altijd met je familie.
- Hij avondmaalt graag in restaurants.
- Wij avondmalen samen op vrijdagavonden.
- Zij avondmalen gezond en biologisch.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Avondmalen with some of the pronouns.
- Vroeger avondmaalde ik altijd met mijn ouders.
- Toen ik jong was, avondmaalde ik het liefst met pizza.
- Hij avondmaalde vaak laat na lange werkdagen.
- In die periode avondmaalde wij regelmatig buiten de deur.
- Zij avondmaalden elke zondag bij oma.
Perfectum
Example perfectum sentences for Avondmalen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteravond geavondmaald met vrienden.
- Jij bent vorige week met vakantie geavondmaald.
- Hij heeft al vaak in dit restaurant geavondmaald.
- Wij zijn onlangs bij een nieuw avondmaalrestaurant geweest.
- Zij hebben vanochtend snel geavondmaald voordat ze naar hun werk gingen.