aftanken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tank af | tankte af | heb afgetankt |
jij, je, u | tankt af | tankte af | hebt afgetankt |
hij, zij, het | tankt af | tankte af | heeft afgetankt |
wij | tanken af | tankten af | hebben afgetankt |
jullie | tanken af | tankten af | hebben afgetankt |
zij, ze | tanken af | tankten af | hebben afgetankt |
Presens
Example presens sentences for Aftanken with some of the pronouns.
- Ik tank mijn auto af bij het tankstation.
- Jij tankt je scooter af voordat je naar huis gaat.
- Hij/Zij tankt regelmatig zijn/haar motor af.
- Wij tanken onze camper altijd vol voordat we op vakantie gaan.
- Jullie tanken de auto's van het bedrijf af aan het einde van de werkdag.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Aftanken with some of the pronouns.
- Vroeger tankte ik mijn auto altijd bij het benzinestation om de hoek.
- Toen ik jong was, tankte ik mijn brommer elke week af.
- Hij/Zij tankte vroeger zijn/haar fiets op dezelfde plek als ik.
- Wij tankten altijd onze oude camper vol voordat we op avontuur gingen.
- Jullie tankten vroeger alle auto's handmatig af, maar nu gebruiken jullie een pomp.
Perfectum
Example perfectum sentences for Aftanken with some of the pronouns.
- Ik heb mijn auto afgetankt voordat ik vertrok.
- Jij hebt je scooter afgetankt voordat je naar school ging.
- Hij/Zij heeft zijn/haar motor afgetankt voordat de rit begon.
- Wij hebben onze camper volgetankt voor de lange reis.
- Jullie hebben alle voertuigen van het bedrijf afgetankt na het werk.