besnuffelen

Conjugations List of Besnuffelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbesnuffelbesnuffeldeheb besnuffeld
jij, je, ubesnuffeltbesnuffeldehebt besnuffeld
hij, zij, hetbesnuffeltbesnuffeldeheeft besnuffeld
wijbesnuffelenbesnuffeldenhebben besnuffeld
julliebesnuffelenbesnuffeldenhebben besnuffeld
zij, zebesnuffelenbesnuffeldenhebben besnuffeld

Presens

Example presens sentences for Besnuffelen with some of the pronouns.

  • Ik besnuffel de bloemen in de tuin.
  • Jij besnuffelt de boeken in de bibliotheek.
  • Hij besnuffelt de vreemde geur in de kamer.
  • Wij besnuffelen de nieuwe collega.
  • Zij besnuffelen de kleding in de winkel.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Besnuffelen with some of the pronouns.

  • Ik besnuffelde de bloemen in de tuin.
  • Jij besnuffelde de boeken in de bibliotheek.
  • Hij besnuffelde de vreemde geur in de kamer.
  • Wij besnuffelden de nieuwe collega.
  • Zij besnuffelden de kleding in de winkel.

Perfectum

Example perfectum sentences for Besnuffelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de bloemen in de tuin besnuffeld.
  • Jij hebt de boeken in de bibliotheek besnuffeld.
  • Hij heeft de vreemde geur in de kamer besnuffeld.
  • Wij hebben de nieuwe collega besnuffeld.
  • Zij hebben de kleding in de winkel besnuffeld.