monoftongeren

Conjugations List of Monoftongeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmonoftongeermonoftongeerdeheb gemonoftongeerd
jij, je, umonoftongeertmonoftongeerdehebt gemonoftongeerd
hij, zij, hetmonoftongeertmonoftongeerdeheeft gemonoftongeerd
wijmonoftongerenmonoftongeerdenhebben gemonoftongeerd
julliemonoftongerenmonoftongeerdenhebben gemonoftongeerd
zij, zemonoftongerenmonoftongeerdenhebben gemonoftongeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Monoftongeren with some of the pronouns.

  • Ik monoftongeer.
  • Jij monoftongeert.
  • Hij/Zij monoftongeert.
  • Wij monoftongeren.
  • Jullie monoftongeren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Monoftongeren with some of the pronouns.

  • Ik monoftongeerde.
  • Jij monoftongeerde.
  • Hij/Zij monoftongeerde.
  • Wij monoftongeerden.
  • Jullie monoftongeerden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Monoftongeren with some of the pronouns.

  • Ik heb gemonoftongeerd.
  • Jij hebt gemonoftongeerd.
  • Hij/Zij heeft gemonoftongeerd.
  • Wij hebben gemonoftongeerd.
  • Jullie hebben gemonoftongeerd.