terrasseren

Conjugations List of Terrasseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikterrasseerterrasseerdeheb geterrasseerd
jij, je, uterrasseertterrasseerdehebt geterrasseerd
hij, zij, hetterrasseertterrasseerdeheeft geterrasseerd
wijterrasserenterrasseerdenhebben geterrasseerd
jullieterrasserenterrasseerdenhebben geterrasseerd
zij, zeterrasserenterrasseerdenhebben geterrasseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Terrasseren with some of the pronouns.

  • Ik terrasseer de tafels op het terras.
  • Jij terrasseert de stoelen buiten.
  • Hij terrasseert de parasols in de zon.
  • Wij terrasseren de klanten met lekkere drankjes.
  • Jullie terrasseren de gerechten aan de gasten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terrasseren with some of the pronouns.

  • Ik terrasseerde de tafels op het terras.
  • Jij terrasseerde de stoelen buiten.
  • Hij terrasseerde de parasols in de zon.
  • Wij terrasseerden de klanten met lekkere drankjes.
  • Jullie terrasseerden de gerechten aan de gasten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terrasseren with some of the pronouns.

  • Ik heb de tafels op het terras geterrasseerd.
  • Jij hebt de stoelen buiten geterrasseerd.
  • Hij heeft de parasols in de zon geterrasseerd.
  • Wij hebben de klanten met lekkere drankjes geterrasseerd.
  • Jullie hebben de gerechten aan de gasten geterrasseerd.