objectiveren

Conjugations List of Objectiveren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikobjectiveerobjectiveerdeheb geobjectiveerd
jij, je, uobjectiveertobjectiveerdehebt geobjectiveerd
hij, zij, hetobjectiveertobjectiveerdeheeft geobjectiveerd
wijobjectiverenobjectiveerdenhebben geobjectiveerd
jullieobjectiverenobjectiveerdenhebben geobjectiveerd
zij, zeobjectiverenobjectiveerdenhebben geobjectiveerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Objectiveren with some of the pronouns.

  • Ik objectiveer de situatie en maak een onpartijdige analyse.
  • Jij objectiveert je mening te veel en negeert andere perspectieven.
  • Hij/zij/het objectiviseert de feiten en presenteert ze zonder vooroordeel.
  • Wij objectiveren de resultaten van ons onderzoek om een objectief beeld te geven.
  • Jullie objectiveren de argumenten en bekijken ze vanuit verschillende invalshoeken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Objectiveren with some of the pronouns.

  • Ik objectiveerde de situatie en maakte een onpartijdige analyse.
  • Jij objectiveerde je mening te veel en negeerde andere perspectieven.
  • Hij/zij/het objectiviseerde de feiten en presenteerde ze zonder vooroordeel.
  • Wij objectiveerden de resultaten van ons onderzoek om een objectief beeld te geven.
  • Jullie objectiveerden de argumenten en bekeken ze vanuit verschillende invalshoeken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Objectiveren with some of the pronouns.

  • Ik heb de situatie geobjectiveerd en een onpartijdige analyse gemaakt.
  • Jij hebt je mening te veel geobjectiveerd en andere perspectieven genegeerd.
  • Hij/zij/het heeft de feiten geobjectiviseerd en ze zonder vooroordeel gepresenteerd.
  • Wij hebben de resultaten van ons onderzoek geobjectiveerd om een objectief beeld te geven.
  • Jullie hebben de argumenten geobjectiveerd en ze vanuit verschillende invalshoeken bekeken.