beschaduwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beschaduw | beschaduwde | heb beschaduwd |
jij, je, u | beschaduwt | beschaduwde | hebt beschaduwd |
hij, zij, het | beschaduwt | beschaduwde | heeft beschaduwd |
wij | beschaduwen | beschaduwden | hebben beschaduwd |
jullie | beschaduwen | beschaduwden | hebben beschaduwd |
zij, ze | beschaduwen | beschaduwden | hebben beschaduwd |
Presens
Example presens sentences for Beschaduwen with some of the pronouns.
- Ik beschaduw de bomen in mijn tuin.
- Jij beschaduwt jezelf met een paraplu.
- Hij/Zij/Het beschaduwt het kunstwerk met een scherm.
- Wij beschaduwen de planten tegen de felle zon.
- Jullie beschaduwen de ramen met gordijnen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Beschaduwen with some of the pronouns.
- Ik beschaduwde de bomen in mijn tuin.
- Jij beschaduwde jezelf met een paraplu.
- Hij/Zij/Het beschaduwde het kunstwerk met een scherm.
- Wij beschaduwden de planten tegen de felle zon.
- Jullie beschaduwden de ramen met gordijnen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Beschaduwen with some of the pronouns.
- Ik heb de bomen in mijn tuin beschaduwd.
- Jij hebt jezelf met een paraplu beschaduwd.
- Hij/Zij/Het heeft het kunstwerk met een scherm beschaduwd.
- Wij hebben de planten tegen de felle zon beschaduwd.
- Jullie hebben de ramen met gordijnen beschaduwd.