situeren

Conjugations List of Situeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksitueersitueerdeheb gesitueerd
jij, je, usitueertsitueerdehebt gesitueerd
hij, zij, hetsitueertsitueerdeheeft gesitueerd
wijsituerensitueerdenhebben gesitueerd
julliesituerensitueerdenhebben gesitueerd
zij, zesituerensitueerdenhebben gesitueerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Situeren with some of the pronouns.

  • Ik situeer de stad op de kaart.
  • Jij situeert je huis in een rustige buurt.
  • Hij/zij/het situeert zich graag in de natuur.
  • Wij situeren het evenement in het centrum van de stad.
  • Jullie situeren de school dicht bij het park.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Situeren with some of the pronouns.

  • Ik situeerde de stad op de kaart.
  • Jij situeerde je huis in een rustige buurt.
  • Hij/zij/het situeerde zich graag in de natuur.
  • Wij situeerden het evenement in het centrum van de stad.
  • Jullie situeerden de school dicht bij het park.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Situeren with some of the pronouns.

  • Ik heb de stad op de kaart gesitueerd.
  • Jij hebt je huis in een rustige buurt gesitueerd.
  • Hij/zij/het heeft zich graag in de natuur gesitueerd.
  • Wij hebben het evenement in het centrum van de stad gesitueerd.
  • Jullie hebben de school dicht bij het park gesitueerd.