zinderen

Conjugations List of Zinderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzinderzinderdeheb gezinderd
jij, je, uzindertzinderdehebt gezinderd
hij, zij, hetzindertzinderdeheeft gezinderd
wijzinderenzinderdenhebben gezinderd
julliezinderenzinderdenhebben gezinderd
zij, zezinderenzinderdenhebben gezinderd

Presens
Beta

Example presens sentences for Zinderen with some of the pronouns.

  • Ik zinder van opwinding voor het concert vanavond.
  • Jij zindert van energie na je ochtendwandeling.
  • Hij/zij/het zindert van spanning voor de wedstrijd.
  • Wij zinderen van trots op onze prestaties.
  • Jullie zinderen van enthousiasme bij elk doelpunt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zinderen with some of the pronouns.

  • Ik zinderde van geluk toen ik mijn oude vriend weer zag.
  • Jij zinderde van woede tijdens het conflict.
  • Hij/zij/het zinderde van angst tijdens de donkere nacht.
  • Wij zinderden van vreugde tijdens het feest.
  • Jullie zinderden van nieuwsgierigheid naar het geheim.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zinderen with some of the pronouns.

  • Ik heb gezinderd tijdens de spannende film gisteravond.
  • Jij hebt gezinderd na het behalen van je diploma.
  • Hij/zij/het heeft gezinderd na de overwinning van zijn/haar favoriete team.
  • Wij hebben gezinderd tijdens de adembenemende zonsondergang.
  • Jullie hebben gezinderd door de romantische sfeer van de avond.