verwijlen

Conjugations List of Verwijlen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverwijlverwijldeheb verwijld
jij, je, uverwijltverwijldehebt verwijld
hij, zij, hetverwijltverwijldeheeft verwijld
wijverwijlenverwijldenhebben verwijld
jullieverwijlenverwijldenhebben verwijld
zij, zeverwijlenverwijldenhebben verwijld

Presens
Beta

Example presens sentences for Verwijlen with some of the pronouns.

  • Ik verwijl vaak in de bibliotheek.
  • Jij verwijlt graag in de natuur.
  • Hij/Zij/Het verwijlt momenteel in het buitenland.
  • Wij verwijlen regelmatig op het strand.
  • Jullie verwijlen soms in historische gebouwen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verwijlen with some of the pronouns.

  • Vroeger verwijlde ik vaak bij mijn grootouders.
  • Toen ik jong was, verwijlde ik altijd in het park.
  • Zij verwijlden vroeger in een klein dorpje.
  • Wij verwijlden langdurig in dat kasteel.
  • Jullie verwijlden graag in die oude buurt.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verwijlen with some of the pronouns.

  • Ik heb verwijld in dat hotel tijdens mijn vakantie.
  • Jij bent in het museum verwijld.
  • Hij/Zij/Het is lang genoeg verwijld bij die familie.
  • Wij zijn eerder in dat dorp verwijld.
  • Jullie zijn al vele malen verwijld in die stad.