terugspringen

Conjugations List of Terugspringen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspring terugsprong terugben teruggesprongen
jij, je, uspringt terugsprong terugbent teruggesprongen
hij, zij, hetspringt terugsprong terugis teruggesprongen
wijspringen terugsprongen terugzijn teruggesprongen
julliespringen terugsprongen terugzijn teruggesprongen
zij, zespringen terugsprongen terugzijn teruggesprongen

Presens
Beta

Example presens sentences for Terugspringen with some of the pronouns.

  • Ik spring terug naar mijn oorspronkelijke positie.
  • Jij springt terug als je geschrokken bent.
  • Hij springt altijd direct terug na een val.
  • Zij springen terug in het water na het duiken.
  • Wij springen terug op de trampoline.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terugspringen with some of the pronouns.

  • Ik sprong terug toen ik het geluid hoorde.
  • Jij sprong altijd terug na elke mislukte poging.
  • Hij sprong vroeger graag terug op de trampoline.
  • Zij sprongen terug in de rivier tijdens de warme zomerdagen.
  • Wij sprongen terug in de tijd om onze fouten te herstellen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terugspringen with some of the pronouns.

  • Ik ben teruggesprongen nadat ik viel.
  • Jij bent teruggesprongen op het podium na je optreden.
  • Hij is vorige week teruggesprongen vanaf de hoge duikplank.
  • Zij zijn teruggesprongen in de auto voordat de regen begon.
  • Wij zijn teruggesprongen naar ons startpunt na de wandeling.