uittarten

Conjugations List of Uittarten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktart uittartte uitheb uitgetart
jij, je, utart uittartte uithebt uitgetart
hij, zij, hettart uittartte uitheeft uitgetart
wijtarten uittartten uithebben uitgetart
jullietarten uittartten uithebben uitgetart
zij, zetarten uittartten uithebben uitgetart

Presens
Beta

Example presens sentences for Uittarten with some of the pronouns.

  • Ik tart u uit om het beste van uzelf te laten zien.
  • Jij tart hem uit met je uitdagende opmerkingen.
  • Hij tart haar uit door steeds sneller te rennen.
  • Wij tarten jullie uit om de grenzen te verleggen.
  • Zij tarten ons uit met hun onvermoeibare inzet.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uittarten with some of the pronouns.

  • Ik tartte u uit om uw beste beentje voor te zetten.
  • Jij tartte hem uit tijdens het spelletje.
  • Hij tartte haar uit met zijn brutale opmerkingen.
  • Wij tartten jullie uit om de race te winnen.
  • Zij tartten ons uit met hun uitdagende stunts.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uittarten with some of the pronouns.

  • Ik heb u uitgedaagd om me te verslaan.
  • Jij hebt hem uitgedaagd voor een bokswedstrijd.
  • Hij heeft haar uitgedaagd om de sprong te wagen.
  • Wij hebben jullie uitgedaagd om je angsten te overwinnen.
  • Zij hebben ons uitgedaagd voor een dubbele dare.