vooruitspoelen

Conjugations List of Vooruitspoelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspoel vooruitspoelde vooruitheb vooruitgespoeld
jij, je, uspoelt vooruitspoelde vooruithebt vooruitgespoeld
hij, zij, hetspoelt vooruitspoelde vooruitheeft vooruitgespoeld
wijspoelen vooruitspoelden vooruithebben vooruitgespoeld
julliespoelen vooruitspoelden vooruithebben vooruitgespoeld
zij, zespoelen vooruitspoelden vooruithebben vooruitgespoeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Vooruitspoelen with some of the pronouns.

  • Ik spoel vooruit in de film.
  • Jij spoelt vooruit in de film.
  • Hij/Zij spoelt vooruit in de film.
  • Wij spoelen vooruit in de film.
  • Zij spoelen vooruit in de film.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vooruitspoelen with some of the pronouns.

  • Ik spoelde vooruit in de film.
  • Jij spoelde vooruit in de film.
  • Hij/Zij spoelde vooruit in de film.
  • Wij spoelden vooruit in de film.
  • Zij spoelden vooruit in de film.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vooruitspoelen with some of the pronouns.

  • Ik heb vooruitgespoeld in de film.
  • Jij hebt vooruitgespoeld in de film.
  • Hij/Zij heeft vooruitgespoeld in de film.
  • Wij hebben vooruitgespoeld in de film.
  • Zij hebben vooruitgespoeld in de film.