gapen

Conjugations List of Gapen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgaapgaapteheb gegaapt
jij, je, ugaaptgaaptehebt gegaapt
hij, zij, hetgaaptgaapteheeft gegaapt
wijgapengaaptenhebben gegaapt
julliegapengaaptenhebben gegaapt
zij, zegapengaaptenhebben gegaapt

Presens
Beta

Example presens sentences for Gapen with some of the pronouns.

  • Ik gaap elke ochtend als ik wakker word.
  • Jij gaapt vaak tijdens saaie vergaderingen.
  • Hij of zij gaapt altijd als hij moe is.
  • Wij gapen als we een film kijken die ons niet interesseert.
  • Jullie gapen soms als jullie laat naar bed zijn gegaan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Gapen with some of the pronouns.

  • Ik gaapte terwijl ik aan het wachten was.
  • Jij gaapte vroeger altijd als je verveeld was.
  • Hij of zij gaapte regelmatig tijdens de lessen.
  • Wij gaapten toen we de grappige scène zagen.
  • Jullie gaapten vaak tijdens de lange autorit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Gapen with some of the pronouns.

  • Ik heb gegaped toen ik het nieuws hoorde.
  • Jij hebt al gapend je huiswerk gemaakt.
  • Hij of zij heeft gegaapt tijdens de hele lezing.
  • Wij hebben veel gegapen tijdens die lange vlucht.
  • Jullie hebben al te vaak gapend in de les gezeten.