dehydrateren

Conjugations List of Dehydrateren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdehydrateerdehydrateerdeheb gedehydrateerd
jij, je, udehydrateertdehydrateerdehebt gedehydrateerd
hij, zij, hetdehydrateertdehydrateerdeheeft gedehydrateerd
wijdehydraterendehydrateerdenhebben gedehydrateerd
julliedehydraterendehydrateerdenhebben gedehydrateerd
zij, zedehydraterendehydrateerdenhebben gedehydrateerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Dehydrateren with some of the pronouns.

  • Ik dehydrateer fruit voor mijn gezonde snacks.
  • Jij dehydrateert vlees om het langer te kunnen bewaren.
  • Hij/zij dehydrateert groenten voor een langere houdbaarheid.
  • Wij dehydrateren kruiden om ze te gebruiken in onze gerechten.
  • Jullie dehydrateren noten als tussendoortje.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Dehydrateren with some of the pronouns.

  • Vroeger dehydrateerde ik fruit voor mijn gezonde snacks.
  • Toen jij nog thuis woonde, dehydrateerde je vaak vlees.
  • Zij dehydrateerde groenten voor een langere houdbaarheid.
  • Wij dehydrateerden altijd kruiden uit onze tuin.
  • Jullie dehydrateerden noten als tussendoortje tijdens de pauze.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Dehydrateren with some of the pronouns.

  • Ik heb fruit gedehydrateerd voor mijn gezonde snacks.
  • Jij hebt vlees gedehydrateerd om het langer te kunnen bewaren.
  • Hij/zij heeft groenten gedehydrateerd voor een langere houdbaarheid.
  • Wij hebben kruiden gedehydrateerd om ze te gebruiken in onze gerechten.
  • Jullie hebben noten gedehydrateerd als tussendoortje.