bekoelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bekoel | bekoelde | ben bekoeld |
jij, je, u | bekoelt | bekoelde | bent bekoeld |
hij, zij, het | bekoelt | bekoelde | is bekoeld |
wij | bekoelen | bekoelden | zijn bekoeld |
jullie | bekoelen | bekoelden | zijn bekoeld |
zij, ze | bekoelen | bekoelden | zijn bekoeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Bekoelen with some of the pronouns.
- Ik koel af.
- Jij koelt af.
- Hij/Zij/Het koelt af.
- Wij jullie af.
- Zij koelen af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bekoelen with some of the pronouns.
- Ik koelde af.
- Jij koelde af.
- Hij/Zij/Het koelde af.
- Wij koelden af.
- Zij koelden af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bekoelen with some of the pronouns.
- Ik ben afgekoeld.
- Jij bent afgekoeld.
- Hij/Zij/Het is afgekoeld.
- Wij zijn afgekoeld.
- Zij zijn afgekoeld.