portelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | portel | portelde | heb geporteld |
jij, je, u | portelt | portelde | hebt geporteld |
hij, zij, het | portelt | portelde | heeft geporteld |
wij | portelen | portelden | hebben geporteld |
jullie | portelen | portelden | hebben geporteld |
zij, ze | portelen | portelden | hebben geporteld |
PresensBeta
Example presens sentences for Portelen with some of the pronouns.
- Ik portel
- Jij portelet
- Hij/Zij porteelt
- Wij portelen
- Jullie portelen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Portelen with some of the pronouns.
- Ik porTELDE
- Jij porTELDE
- Hij/Zij porTELDE
- Wij porTELDEN
- Jullie porTELDEN
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Portelen with some of the pronouns.
- Ik heb geporTELD
- Jij hebt geporTELD
- Hij/Zij heeft geporTELD
- Wij hebben geporTELD
- Jullie hebben geporTELD