debarrasseren

Conjugations List of Debarrasseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdebarrasseerdebarrasseerdeheb gedebarrasseerd
jij, je, udebarrasseertdebarrasseerdehebt gedebarrasseerd
hij, zij, hetdebarrasseertdebarrasseerdeheeft gedebarrasseerd
wijdebarrasserendebarrasseerdenhebben gedebarrasseerd
julliedebarrasserendebarrasseerdenhebben gedebarrasseerd
zij, zedebarrasserendebarrasseerdenhebben gedebarrasseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Debarrasseren with some of the pronouns.

  • Ik debarrasseer de tafel na het eten.
  • Jij debarrasseert altijd je bureau aan het einde van de dag.
  • Hij debarrasseert de borden en glazen na het feest.
  • Wij debarrasseren de kamer voordat de gasten arriveren.
  • Zij debarrasseren de tuin na het tuinfeest.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Debarrasseren with some of the pronouns.

  • Vroeger debarrasseerde ik de tafel na het eten.
  • Jij debarrasseerde altijd je bureau aan het einde van de dag.
  • Hij debarrasseerde de borden en glazen na het feest.
  • Wij debarrasseerden de kamer voordat de gasten arriveerden.
  • Zij debarrasseerden de tuin na het tuinfeest.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Debarrasseren with some of the pronouns.

  • Ik heb de tafel gedebarrasseerd na het eten.
  • Jij hebt altijd je bureau gedebarrasseerd aan het einde van de dag.
  • Hij heeft de borden en glazen gedebarrasseerd na het feest.
  • Wij hebben de kamer gedebarrasseerd voordat de gasten arriveerden.
  • Zij hebben de tuin gedebarrasseerd na het tuinfeest.