transformeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | transformeer | transformeerde | heb getransformeerd |
jij, je, u | transformeert | transformeerde | hebt getransformeerd |
hij, zij, het | transformeert | transformeerde | heeft getransformeerd |
wij | transformeren | transformeerden | hebben getransformeerd |
jullie | transformeren | transformeerden | hebben getransformeerd |
zij, ze | transformeren | transformeerden | hebben getransformeerd |
Presens
Example presens sentences for Transformeren with some of the pronouns.
- Ik transformeer de oude schuur tot een modern huis.
- Jij transformeert jezelf door hard te werken.
- Hij transformeert zijn ideeƫn in concrete plannen.
- Wij transformeren de manier waarop we zaken doen.
- Zij transformeren de stad met hun kunstproject.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Transformeren with some of the pronouns.
- Ik transformeerde de oude schuur tot een modern huis.
- Jij transformeerde jezelf door hard te werken.
- Hij transformeerde zijn ideeƫn in concrete plannen.
- Wij transformeerden de manier waarop we zaken deden.
- Zij transformeerden de stad met hun kunstproject.
Perfectum
Example perfectum sentences for Transformeren with some of the pronouns.
- Ik heb de oude schuur tot een modern huis getransformeerd.
- Jij hebt jezelf getransformeerd door hard te werken.
- Hij heeft zijn ideeƫn in concrete plannen getransformeerd.
- Wij hebben de manier waarop we zaken doen getransformeerd.
- Zij hebben de stad getransformeerd met hun kunstproject.