lonken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lonk | lonkte | heb gelonkt |
jij, je, u | lonkt | lonkte | hebt gelonkt |
hij, zij, het | lonkt | lonkte | heeft gelonkt |
wij | lonken | lonkten | hebben gelonkt |
jullie | lonken | lonkten | hebben gelonkt |
zij, ze | lonken | lonkten | hebben gelonkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Lonken with some of the pronouns.
- Ik lonk naar de serveerster.
- Jij lonkt naar de camera.
- Hij/Zij lonkt naar zijn/haar geliefde.
- Wij lonken naar succes.
- Zij lonken naar avontuur.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Lonken with some of the pronouns.
- Ik lonkte naar de serveerster.
- Jij lonkte naar de camera.
- Hij/Zij lonkte naar zijn/haar geliefde.
- Wij lonkten naar succes.
- Zij lonkten naar avontuur.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Lonken with some of the pronouns.
- Ik heb gelonkt naar de serveerster.
- Jij hebt gelonkt naar de camera.
- Hij/Zij heeft gelonkt naar zijn/haar geliefde.
- Wij hebben gelonkt naar succes.
- Zij hebben gelonkt naar avontuur.