aankloten

Conjugations List of Aankloten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkloot aanklootte aanheb aangekloot
jij, je, ukloot aanklootte aanhebt aangekloot
hij, zij, hetkloot aanklootte aanheeft aangekloot
wijkloten aanklootten aanhebben aangekloot
julliekloten aanklootten aanhebben aangekloot
zij, zekloten aanklootten aanhebben aangekloot

Presens

Example presens sentences for Aankloten with some of the pronouns.

  • Ik kloot aan met het repareren van mijn fiets.
  • Jij kloot aan met je huiswerk.
  • Hij kloot aan tijdens de les.
  • Zij kloten aan met het inrichten van hun huis.
  • Wij kloten aan met de computerinstellingen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Aankloten with some of the pronouns.

  • Ik klootte aan met het organiseren van het evenement.
  • Jij klootte aan met het schrijven van je scriptie.
  • Hij klootte aan terwijl hij zijn kamer aan het opruimen was.
  • Zij kloten aan met het voorbereiden van de presentatie.
  • Wij kloten aan met het vinden van een parkeerplaats.

Perfectum

Example perfectum sentences for Aankloten with some of the pronouns.

  • Ik heb aangekloot met het installeren van nieuwe software.
  • Jij hebt aangekloot met het regelen van de vakantie.
  • Hij heeft aangekloot met het bestellen van het verkeerde product.
  • Zij hebben aangekloot met het plannen van het feest.
  • Wij hebben aangekloot met het bereiden van het avondeten.