tjetten

Conjugations List of Tjetten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktjettjetteheb getjet
jij, je, utjettjettehebt getjet
hij, zij, hettjettjetteheeft getjet
wijtjettentjettenhebben getjet
jullietjettentjettenhebben getjet
zij, zetjettentjettenhebben getjet

Presens
Beta

Example presens sentences for Tjetten with some of the pronouns.

  • Ik tjat met mijn vrienden over het weekend.
  • Jij tjet regelmatig op sociale media.
  • Hij/Zij jet graag tijdens de lunchpauze.
  • Wij tjatten vaak in de avonden.
  • Jullie tjetten gezellig op het terras.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Tjetten with some of the pronouns.

  • Ik jet altijd met mijn broer toen we klein waren.
  • Jij jette graag met je vriendin in het park.
  • Hij/Zij jetten regelmatig op deze website.
  • Wij jetten elke zomer op het strand.
  • Jullie jetten vroeger veel op MSN Messenger.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Tjetten with some of the pronouns.

  • Ik heb getjet met mijn collega's gisteren.
  • Jij hebt al veel gejat vandaag.
  • Hij/Zij heeft al eerder gejet op dit forum.
  • Wij hebben samen getjat tijdens onze vakantie.
  • Jullie hebben uitgebreid gejat tijdens het feestje.