deglaceren

Conjugations List of Deglaceren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdeglaceerdeglaceerdeheb gedeglaceerd
jij, je, udeglaceertdeglaceerdehebt gedeglaceerd
hij, zij, hetdeglaceertdeglaceerdeheeft gedeglaceerd
wijdeglacerendeglaceerdenhebben gedeglaceerd
julliedeglacerendeglaceerdenhebben gedeglaceerd
zij, zedeglacerendeglaceerdenhebben gedeglaceerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Deglaceren with some of the pronouns.

  • Ik deglaceer de taart.
  • Jij deglaceert het vlees.
  • Hij/Zij/Het deglaceert de groenten.