convergeren

Conjugations List of Convergeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikconvergeerconvergeerdeheb geconvergeerd
jij, je, uconvergeertconvergeerdehebt geconvergeerd
hij, zij, hetconvergeertconvergeerdeheeft geconvergeerd
wijconvergerenconvergeerdenhebben geconvergeerd
jullieconvergerenconvergeerdenhebben geconvergeerd
zij, zeconvergerenconvergeerdenhebben geconvergeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Convergeren with some of the pronouns.

  • Ik convergeer naar het middelpunt.
  • Jij convergeert met de andere lijnen.
  • Hij/Zij convergeert altijd snel.
  • Wij convergeren naar een gemeenschappelijk doel.
  • Jullie convergeren in jullie denkwijze.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Convergeren with some of the pronouns.

  • Ik convergeerde gisteren naar het eindpunt.
  • Jij convergeerde vroeger altijd met de rest.
  • Hij/Zij convergeerde langzaam maar zeker.
  • Wij convergeerden vaak naar verschillende uitkomsten.
  • Jullie convergeerden niet tijdens het debat.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Convergeren with some of the pronouns.

  • Ik ben geconvergeerd naar de juiste oplossing.
  • Jij bent met de anderen geconvergeerd.
  • Hij/Zij is vroeger al geconvergeerd in deze situatie.
  • Wij zijn naar elkaar toe geconvergeerd.
  • Jullie zijn uiteindelijk geconvergeerd in jullie beslissing.