uitloven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | loof uit | loofde uit | heb uitgeloofd |
jij, je, u | looft uit | loofde uit | hebt uitgeloofd |
hij, zij, het | looft uit | loofde uit | heeft uitgeloofd |
wij | loven uit | loofden uit | hebben uitgeloofd |
jullie | loven uit | loofden uit | hebben uitgeloofd |
zij, ze | loven uit | loofden uit | hebben uitgeloofd |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitloven with some of the pronouns.
- Ik loof een beloning uit voor de winnaar.
- Jij looft altijd mooie prijzen uit.
- Hij/Zij looft een bonus uit aan de werknemers.
- Wij loven regelmatig prijzen uit tijdens evenementen.
- Jullie loven deze maand extra geldprijzen uit.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitloven with some of the pronouns.
- Vroeger lootte ik vaak kleine cadeautjes uit.
- Toen jij nog jong was, lootte je snoepjes uit op je verjaardag.
- Hij/Zij lootte gisteren een boek uit tijdens de lezing.
- Wij lootten elke maand een prijs uit onder onze klanten.
- Jullie lootten vroeger altijd speelgoed uit in december.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitloven with some of the pronouns.
- Ik heb een prijs uitgeloot voor de gelukkige winnaar.
- Jij hebt vorige week een cadeaubon uitgeloot.
- Hij/Zij heeft al meerdere keren prijzen uitgeloot.
- Wij hebben afgelopen jaar een reis uitgeloot als hoofdprijs.
- Jullie hebben de winnende nummers uitgeloot.