bruuskeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bruuskeer | bruuskeerde | heb gebruuskeerd |
jij, je, u | bruuskeert | bruuskeerde | hebt gebruuskeerd |
hij, zij, het | bruuskeert | bruuskeerde | heeft gebruuskeerd |
wij | bruuskeren | bruuskeerden | hebben gebruuskeerd |
jullie | bruuskeren | bruuskeerden | hebben gebruuskeerd |
zij, ze | bruuskeren | bruuskeerden | hebben gebruuskeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bruuskeren with some of the pronouns.
- Ik bruuskeer de situatie en breng verandering.
- Jij bruuskeert het gesprek steeds met je opmerkingen.
- Hij/zij bruuskeert haar vrienden met haar directe benadering.
- Wij bruuskeren de tradities en creëren nieuwe gebruiken.
- Jullie bruuskeren de regels door ze constant te overtreden.
- Zij bruuskeren de normen van de samenleving met hun gedrag.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bruuskeren with some of the pronouns.
- Ik bruuskeerde altijd de situatie om mijn wil door te drukken.
- Jij bruuskeerde vroeger het gesprek met je onbeleefde opmerkingen.
- Hij/zij bruuskeerde regelmatig haar vrienden met haar ongeduldige houding.
- Wij bruuskeerden vaak de tradities en zorgden voor onrust.
- Jullie bruuskeerden herhaaldelijk de regels zonder spijt.
- Zij bruuskeerden consequent de normen van de samenleving en hijsten de vlag van rebellie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bruuskeren with some of the pronouns.
- Ik heb de situatie bruusk veranderd.
- Jij hebt het gesprek telkens bruusk onderbroken.
- Hij/zij heeft haar vrienden bruusk behandeld.
- Wij hebben de tradities bruusk aan de kant geschoven en nieuwe gebruiken aangenomen.
- Jullie hebben constant de regels bruusk overtreden.
- Zij hebben de normen van de samenleving bruusk genegeerd.