aangapen

Conjugations List of Aangapen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgaap aangaapte aanheb aangegaapt
jij, je, ugaapt aangaapte aanhebt aangegaapt
hij, zij, hetgaapt aangaapte aanheeft aangegaapt
wijgapen aangaapten aanhebben aangegaapt
julliegapen aangaapten aanhebben aangegaapt
zij, zegapen aangaapten aanhebben aangegaapt

Presens
Beta

Example presens sentences for Aangapen with some of the pronouns.

  • Ik gap aangapen naar de prachtige zonsondergang.
  • Jij gapt aangapen naar de spannende film.
  • Hij/zij/het gapt aangapen naar de indrukwekkende skyline.
  • Wij gapen aangapen naar de kleurrijke bloemen in de tuin.
  • Jullie gapen aangapen naar de acrobatische circusartiesten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aangapen with some of the pronouns.

  • Ik staarde aangapend naar de magische goocheltruc.
  • Jij staarde aangapend naar de exotische vogels.
  • Hij/zij/het staarde aangapend naar de imposante architectuur.
  • Wij staarden aangapend naar de adembenemende landschappen.
  • Jullie staarden aangapend naar de spectaculaire vuurwerkshow.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aangapen with some of the pronouns.

  • Ik heb aangestaard naar het meesterwerk van de kunstenaar.
  • Jij hebt aangestaard naar de sterrenhemel.
  • Hij/zij/het heeft aangestaard naar de dansende vlammen.
  • Wij hebben aangestaard naar de majestueuze waterval.
  • Jullie hebben aangestaard naar de betoverende zonsondergang.