denoteren

Conjugations List of Denoteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdenoteerdenoteerdeheb gedenoteerd
jij, je, udenoteertdenoteerdehebt gedenoteerd
hij, zij, hetdenoteertdenoteerdeheeft gedenoteerd
wijdenoterendenoteerdenhebben gedenoteerd
julliedenoterendenoteerdenhebben gedenoteerd
zij, zedenoterendenoteerdenhebben gedenoteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Denoteren with some of the pronouns.

  • Ik noteer de resultaten van de test.
  • Jij noteert belangrijke informatie in je notitieboekje.
  • Hij noteert de afspraken in zijn agenda.
  • Zij noteren de opmerkingen van de docent.
  • We noteren de winnaars van de wedstrijd.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Denoteren with some of the pronouns.

  • Ik noteerde altijd alle gegevens zorgvuldig.
  • Jij noteerde gisteren de vergaderpunten.
  • Hij noteerde regelmatig nieuwe woorden in zijn woordenboek.
  • Zij noteerden vroeger alle telefoonnummers.
  • We noteerden vaak de uitleg tijdens de les.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Denoteren with some of the pronouns.

  • Ik heb de resultaten van de test genoteerd.
  • Jij hebt belangrijke informatie in je notitieboekje genoteerd.
  • Hij heeft de afspraken in zijn agenda genoteerd.
  • Zij hebben de opmerkingen van de docent genoteerd.
  • We hebben de winnaars van de wedstrijd genoteerd.