insluiken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sluik in | slook in | heb ingesloken |
jij, je, u | sluikt in | slook in | hebt ingesloken |
hij, zij, het | sluikt in | slook in | heeft ingesloken |
wij | sluiken in | sloken in | hebben ingesloken |
jullie | sluiken in | sloken in | hebben ingesloken |
zij, ze | sluiken in | sloken in | hebben ingesloken |
PresensBeta
Example presens sentences for Insluiken with some of the pronouns.
- Ik sluijp in de tuin.
- Jij sluikt stiekem naar binnen.
- Hij sluipt onopgemerkt door het huis.
- Wij sluipen door het donker.
- Zij sluipten door de achterdeur.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Insluiken with some of the pronouns.
- Ik sloop stiekem naar binnen.
- Jij sloop ongezien door de tuin.
- Hij sloop geruisloos langs de bewakers.
- Wij slopen behoedzaam door het gebouw.
- Zij slopen onopgemerkt weg uit het zicht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Insluiken with some of the pronouns.
- Ik ben binnengeslopen.
- Jij hebt je stilletjes ingeslopen.
- Hij is ongemerkt binnen geslopen.
- Wij zijn door het huis heen geslopen.
- Zij zijn onopvallend naar binnen geslopen.