afbidden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bid af | bad af | heb afgebeden |
jij, je, u | bidt af | bad af | hebt afgebeden |
hij, zij, het | bidt af | bad af | heeft afgebeden |
wij | bidden af | baden af | hebben afgebeden |
jullie | bidden af | baden af | hebben afgebeden |
zij, ze | bidden af | baden af | hebben afgebeden |
PresensBeta
Example presens sentences for Afbidden with some of the pronouns.
- Ik bid af voor geluk en gezondheid.
- Jij bidt af om succes te behalen.
- Hij/Zij bidt af voor innerlijke rust.
- Wij bidden af voor een goede afloop.
- Zij bidden af om hun doelen te bereiken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afbidden with some of the pronouns.
- Vroeger bad ik af voor geluk.
- Toen jij jong was, bad je af voor succes.
- Hij/Zij bad af voor innerlijke vrede.
- In die tijd baden wij af voor een goede afloop.
- Zij baden af om hun doelen te bereiken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afbidden with some of the pronouns.
- Ik heb afgebeden voor een positieve uitkomst.
- Jij hebt afgebeden voor genezing.
- Hij/Zij heeft afgebeden om vergiffenis te krijgen.
- Wij hebben afgebeden voor voorspoed.
- Zij hebben afgebeden voor bescherming.