openblijven

Conjugations List of Openblijven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblijf openbleef openben opengebleven
jij, je, ublijft openbleef openbent opengebleven
hij, zij, hetblijft openbleef openis opengebleven
wijblijven openbleven openzijn opengebleven
jullieblijven openbleven openzijn opengebleven
zij, zeblijven openbleven openzijn opengebleven

Presens

Example presens sentences for Openblijven with some of the pronouns.

  • Ik blijf open tot de laatste klant vertrekt.
  • Jij blijft open tijdens de feestdagen.
  • Hij/Zij/Het blijft open ondanks de regen.
  • Wij blijven open tot 10 uur 's avonds.
  • Jullie blijven open op zondag.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Openblijven with some of the pronouns.

  • Toen ik binnenkwam, bleef de winkel open.
  • Vroeger bleef de bibliotheek open tot laat in de avond.
  • Het café bleef altijd open tot in de vroege uurtjes.
  • De dierentuin bleef open ondanks het slechte weer.
  • Tijdens de renovatie bleven de kantoren open voor het personeel.

Perfectum

Example perfectum sentences for Openblijven with some of the pronouns.

  • Ik ben opengebleven totdat iedereen weg was.
  • Jij bent opengebleven terwijl ik boodschappen deed.
  • Hij/Zij/Het is opengebleven ondanks de staking.
  • Wij zijn opengebleven tot middernacht.
  • Jullie zijn opengebleven tijdens de vakantieperiode.