opsjouwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sjouw op | sjouwde op | heb opgesjouwd |
jij, je, u | sjouwt op | sjouwde op | hebt opgesjouwd |
hij, zij, het | sjouwt op | sjouwde op | heeft opgesjouwd |
wij | sjouwen op | sjouwden op | hebben opgesjouwd |
jullie | sjouwen op | sjouwden op | hebben opgesjouwd |
zij, ze | sjouwen op | sjouwden op | hebben opgesjouwd |
PresensBeta
Example presens sentences for Opsjouwen with some of the pronouns.
- Ik sjouw op met de boodschappentassen.
- Jij sjouwt op met de zware kratten.
- Hij/Zij sjouwt op met de dozen naar de zolder.
- Wij sjouwen op met de meubels tijdens de verhuizing.
- Jullie sjouwen op met de koffers naar het vliegveld.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opsjouwen with some of the pronouns.
- Ik sjouwde op met de boeken naar de bibliotheek.
- Jij sjouwde op met de stapel houtblokken.
- Hij/Zij sjouwde op met de zware stenen.
- Wij sjouwden op met de oude meubels.
- Jullie sjouwden op met de tuingereedschappen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opsjouwen with some of the pronouns.
- Ik heb opgesjouwd met de zware bank.
- Jij hebt opgesjouwd met de volle vuilniszakken.
- Hij/Zij heeft opgesjouwd met de grote dozen.
- Wij hebben opgesjouwd met de verhuisdozen.
- Jullie hebben opgesjouwd met de zakken cement.