vooropgaan
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ga voorop | ging voorop | ben vooropgegaan |
jij, je, u | gaat voorop | ging voorop | bent vooropgegaan |
hij, zij, het | gaat voorop | ging voorop | is vooropgegaan |
wij | gaan voorop | gingen voorop | zijn vooropgegaan |
jullie | gaan voorop | gingen voorop | zijn vooropgegaan |
zij, ze | gaan voorop | gingen voorop | zijn vooropgegaan |
Presens
Example presens sentences for Vooropgaan with some of the pronouns.
- Ik ga voorop in de strijd.
- Jij gaat voorop tijdens de wandeling.
- Hij gaat altijd voorop in de dansles.
- Zij gaan voorop bij de demonstratie.
- Wij gaan voorop in de ontwikkeling van nieuwe technologieën.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Vooropgaan with some of the pronouns.
- Ik ging voorop in de mars.
- Jij ging voorop tijdens de excursie.
- Hij ging altijd voorop in de discussie.
- Zij gingen voorop bij het organiseren van het evenement.
- Wij gingen voorop in de zoektocht naar oplossingen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Vooropgaan with some of the pronouns.
- Ik ben vooropgegaan in de wedstrijd.
- Jij bent vooropgegaan tijdens de presentatie.
- Hij is altijd vooropgegaan in het nemen van risico's.
- Zij zijn vooropgegaan bij de protestmars.
- Wij zijn vooropgegaan in het implementeren van veranderingen.