afchecken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | check af | checkte af | heb afgecheckt |
jij, je, u | checkt af | checkte af | hebt afgecheckt |
hij, zij, het | checkt af | checkte af | heeft afgecheckt |
wij | checken af | checkten af | hebben afgecheckt |
jullie | checken af | checkten af | hebben afgecheckt |
zij, ze | checken af | checkten af | hebben afgecheckt |
PresensBeta
Example presens sentences for Afchecken with some of the pronouns.
- Ik check de documenten af voordat ik ze indien.
- Jij checkt altijd je e-mails af in de ochtend.
- Hij/Zij checkede de lijst met namen af voor de vergadering.
- Wij checken regelmatig de voorraad af om tekorten te voorkomen.
- Jullie checken alle gegevens af voordat jullie het rapport indienen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afchecken with some of the pronouns.
- Ik checkte de documenten af voordat ik ze indiende.
- Jij checkte altijd je e-mails af in de ochtend.
- Hij/Zij checkte de lijst met namen af voor de vergadering.
- Wij checkten regelmatig de voorraad af om tekorten te voorkomen.
- Jullie checkten alle gegevens af voordat jullie het rapport indienden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afchecken with some of the pronouns.
- Ik heb de documenten afgecheckt voordat ik ze indiende.
- Jij hebt altijd je e-mails afgecheckt in de ochtend.
- Hij/Zij heeft de lijst met namen afgecheckt voor de vergadering.
- Wij hebben regelmatig de voorraad afgecheckt om tekorten te voorkomen.
- Jullie hebben alle gegevens afgecheckt voordat jullie het rapport indienden.