vastsjorren

Conjugations List of Vastsjorren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksjor vastsjorde vastheb vastgesjord
jij, je, usjort vastsjorde vasthebt vastgesjord
hij, zij, hetsjort vastsjorde vastheeft vastgesjord
wijsjorren vastsjorden vasthebben vastgesjord
julliesjorren vastsjorden vasthebben vastgesjord
zij, zesjorren vastsjorden vasthebben vastgesjord

Presens
Beta

Example presens sentences for Vastsjorren with some of the pronouns.

  • Ik sjor de lading vast.
  • Jij sjort de touwen vast.
  • Hij/Zij sjort het zeil vast.
  • Wij sjorren de bagage vast.
  • Zij sjorren de kisten vast.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vastsjorren with some of the pronouns.

  • Ik sjorde de goederen vast.
  • Jij sjorde de kabels strak aan.
  • Hij/Zij sjorde het net stevig vast.
  • Wij sjorden de tenten vast.
  • Zij sjorden de dozen stevig vast.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vastsjorren with some of the pronouns.

  • Ik heb de vracht vastgesjord.
  • Jij hebt de knopen vastgemaakt.
  • Hij/Zij heeft het touw stevig vastgezet.
  • Wij hebben de lading goed vastgebonden.
  • Zij hebben de materialen veilig vastgesjord.