ontstoren

Conjugations List of Ontstoren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikontstoorontstoordeheb ontstoord
jij, je, uontstoortontstoordehebt ontstoord
hij, zij, hetontstoortontstoordeheeft ontstoord
wijontstorenontstoordenhebben ontstoord
jullieontstorenontstoordenhebben ontstoord
zij, zeontstorenontstoordenhebben ontstoord

Presens
Beta

Example presens sentences for Ontstoren with some of the pronouns.

  • Ik ontstoor de elektrische installatie.
  • Jij ontstoort de computerproblemen.
  • Hij ontstoort de storingen in het netwerk.
  • Wij ontstoren de telefoonlijnen.
  • Zij ontstoren de elektronische apparatuur.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ontstoren with some of the pronouns.

  • Ik ontstoorde de elektrische installatie.
  • Jij ontstoorde de computerproblemen.
  • Hij ontstoorde de storingen in het netwerk.
  • Wij ontstoorden de telefoonlijnen.
  • Zij ontstoorden de elektronische apparatuur.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ontstoren with some of the pronouns.

  • Ik heb de elektrische installatie ontstoord.
  • Jij hebt de computerproblemen ontstoord.
  • Hij heeft de storingen in het netwerk ontstoord.
  • Wij hebben de telefoonlijnen ontstoord.
  • Zij hebben de elektronische apparatuur ontstoord.