zwavelen

Conjugations List of Zwavelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzwavelzwaveldeheb gezwaveld
jij, je, uzwaveltzwaveldehebt gezwaveld
hij, zij, hetzwaveltzwaveldeheeft gezwaveld
wijzwavelenzwaveldenhebben gezwaveld
julliezwavelenzwaveldenhebben gezwaveld
zij, zezwavelenzwaveldenhebben gezwaveld

Presens
Beta

Example presens sentences for Zwavelen with some of the pronouns.

  • Ik zwavel regelmatig in mijn laboratorium.
  • Jij zwavelt vaak tijdens de scheikundeles.
  • Hij/Zij/Het zwavelt met precisie om de reactie te controleren.
  • Wij zwavelen samen om nieuwe stoffen te ontdekken.
  • Jullie zwavelen zorgvuldig in het experiment.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zwavelen with some of the pronouns.

  • Vroeger zwavelde ik veel in het lab.
  • Toen jij jong was, zwavelde je graag tijdens de les.
  • Hij/Zij/Het zwavelde altijd als er een experiment plaatsvond.
  • Wij zwavelden regelmatig om nieuwe stoffen te testen.
  • Jullie zwavelden vroeger vaak in het practicum.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zwavelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gezwaveld in het vorige experiment.
  • Jij hebt al eerder gezwaveld in chemische reacties.
  • Hij/Zij/Het heeft de juiste hoeveelheid gezwaveld voor de beste resultaten.
  • Wij hebben succesvol gezwaveld in ons onderzoek.
  • Jullie hebben veel ervaring met zwavelen.