afrooien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | rooi af | rooide af | heb afgerooid |
jij, je, u | rooit af | rooide af | hebt afgerooid |
hij, zij, het | rooit af | rooide af | heeft afgerooid |
wij | rooien af | rooiden af | hebben afgerooid |
jullie | rooien af | rooiden af | hebben afgerooid |
zij, ze | rooien af | rooiden af | hebben afgerooid |
PresensBeta
Example presens sentences for Afrooien with some of the pronouns.
- Ik roof af.
- Jij rooft af.
- Hij/Zij/Het rooft af.
- Wij roven af.
- Jullie roven af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afrooien with some of the pronouns.
- Ik roofde af.
- Jij roofde af.
- Hij/Zij/Het roofde af.
- Wij roofden af.
- Jullie roofden af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afrooien with some of the pronouns.
- Ik heb afgeroofd.
- Jij hebt afgeroofd.
- Hij/Zij/Het heeft afgeroofd.
- Wij hebben afgeroofd.
- Jullie hebben afgeroofd.