sponsen

Conjugations List of Sponsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksponssponsteheb gesponst
jij, je, usponstsponstehebt gesponst
hij, zij, hetsponstsponsteheeft gesponst
wijsponsensponstenhebben gesponst
julliesponsensponstenhebben gesponst
zij, zesponsensponstenhebben gesponst

Presens
Beta

Example presens sentences for Sponsen with some of the pronouns.

  • Ik sponse de tafel schoon.
  • Jij sponsen de auto's in de wasstraat.
  • Hij/Zij sponsent de vloer met water en zeep.
  • Wij sponsen de ramen van het huis.
  • Zij sponsen de borden af na het eten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Sponsen with some of the pronouns.

  • Ik sponste de tafel schoon.
  • Jij sponste de auto's in de wasstraat.
  • Hij/Zij sponste de vloer met water en zeep.
  • Wij sponsten de ramen van het huis.
  • Zij sponsten de borden af na het eten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Sponsen with some of the pronouns.

  • Ik heb de tafel schoongesponst.
  • Jij hebt de auto's in de wasstraat gesponst.
  • Hij/Zij heeft de vloer met water en zeep gesponst.
  • Wij hebben de ramen van het huis gesponst.
  • Zij hebben de borden afgesponst na het eten.