rondspoken

Conjugations List of Rondspoken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspook rondspookte rondheb rondgespookt
jij, je, uspookt rondspookte rondhebt rondgespookt
hij, zij, hetspookt rondspookte rondheeft rondgespookt
wijspoken rondspookten rondhebben rondgespookt
julliespoken rondspookten rondhebben rondgespookt
zij, zespoken rondspookten rondhebben rondgespookt

Presens
Beta

Example presens sentences for Rondspoken with some of the pronouns.

  • Ik spook rond in het oude huis.
  • Jij spookt rond in de kelder.
  • Hij/Zij spookt rond in het bos.
  • Wij spoken rond in het verlaten gebouw.
  • Zij spoken rond in de geheime gangen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rondspoken with some of the pronouns.

  • Ik spookte rond in het donker.
  • Jij spookte rond in het verlaten ziekenhuis.
  • Hij/Zij spookte rond in de oude bibliotheek.
  • Wij spookten rond bij het vervallen landhuis.
  • Zij spookten rond in de verlaten mijnschacht.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rondspoken with some of the pronouns.

  • Ik heb rondgespookt op het kerkhof.
  • Jij bent rondgespookt in het spookhuis.
  • Hij/Zij is rondgespookt door de gangen.
  • Wij hebben rondgespookt in het kasteel.
  • Zij zijn rondgespookt bij de oude ruïnes.