voortzeggen

Conjugations List of Voortzeggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzeg voortzegde voort;zei voortheb voortgezegd
jij, je, uzegt voortzegde voort;zei voorthebt voortgezegd
hij, zij, hetzegt voortzegde voort;zei voortheeft voortgezegd
wijzeggen voortzegden voort;zeiden voorthebben voortgezegd
julliezeggen voortzegden voort;zeiden voorthebben voortgezegd
zij, zezeggen voortzegden voort;zeiden voorthebben voortgezegd

Presens
Beta

Example presens sentences for Voortzeggen with some of the pronouns.

  • Ik zeg voort wat ik heb gehoord.
  • Jij zegt voort wat je hebt gelezen.
  • Hij/zij/het zegt voort wat hij/zij/het heeft gezien.
  • Wij zeggen voort wat wij hebben ontdekt.
  • Jullie zeggen voort wat jullie hebben ervaren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Voortzeggen with some of the pronouns.

  • Ik zei voort wat ik had gehoord.
  • Jij zei voort wat je had gelezen.
  • Hij/zij/het zei voort wat hij/zij/het had gezien.
  • Wij zeiden voort wat wij hadden ontdekt.
  • Jullie zeiden voort wat jullie hadden ervaren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Voortzeggen with some of the pronouns.

  • Ik heb voortgezegd wat ik had gehoord.
  • Jij hebt voortgezegd wat je had gelezen.
  • Hij/zij/het heeft voortgezegd wat hij/zij/het had gezien.
  • Wij hebben voortgezegd wat wij hadden ontdekt.
  • Jullie hebben voortgezegd wat jullie hadden ervaren.