betittelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | betittel | betittelde | heb betitteld |
jij, je, u | betittelt | betittelde | hebt betitteld |
hij, zij, het | betittelt | betittelde | heeft betitteld |
wij | betittelen | betittelden | hebben betitteld |
jullie | betittelen | betittelden | hebben betitteld |
zij, ze | betittelen | betittelden | hebben betitteld |
PresensBeta
Example presens sentences for Betittelen with some of the pronouns.
- Ik betitel de film als meesterwerk.
- Jij betitelt het boek als saai.
- Hij betitelt haar als een briljante kunstenares.
- Wij betitelen de stad als de culturele hoofdstad.
- Zij betitelen hem als een genie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Betittelen with some of the pronouns.
- Ik betitelde de film als meesterwerk.
- Jij betitelde het boek als saai.
- Hij betitelde haar als een briljante kunstenares.
- Wij betitelde de stad als de culturele hoofdstad.
- Zij betitelde hem als een genie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Betittelen with some of the pronouns.
- Ik heb de film als meesterwerk betiteld.
- Jij hebt het boek als saai betiteld.
- Hij heeft haar als een briljante kunstenares betiteld.
- Wij hebben de stad als de culturele hoofdstad betiteld.
- Zij hebben hem als een genie betiteld.