tippen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tip | tipte | heb getipt |
jij, je, u | tipt | tipte | hebt getipt |
hij, zij, het | tipt | tipte | heeft getipt |
wij | tippen | tipten | hebben getipt |
jullie | tippen | tipten | hebben getipt |
zij, ze | tippen | tipten | hebben getipt |
PresensBeta
Example presens sentences for Tippen with some of the pronouns.
- Ik tip een e-mail naar mijn vriendin.
- Jij tippelt graag op je telefoon.
- Hij tippert snel en nauwkeurig.
- Zij tippelen gezellig samen op het toetsenbord.
- Wij tippen elke dag de laatste nieuwtjes.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tippen with some of the pronouns.
- Vroeger tipte ik vaak verhalen op mijn typemachine.
- Toen jij jong was, tippelde je altijd vrolijk rond.
- Hij tippert hard, maar vroeger tippelde hij nog harder.
- Zij tippelden langzaam door het boek heen.
- Wij tippelden urenlang aan ons project.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tippen with some of the pronouns.
- Ik heb een bericht getipt naar mijn collega.
- Jij hebt al veel e-mails getippeld vandaag.
- Hij heeft gisteren een interessant artikel getippert.
- Zij hebben samen een lang rapport getippeld.
- Wij hebben al onze tips met anderen gedeeld.